U bent hier:

Gratis abonnement

Eigenaars van een ESEP DVD kunnen een gratis jaarabonnement aanvragen!

Het doelspelcompetentiemodel

Het doelspelcompetentiemodel richt zich op de instructie van doelspelen zoals basketbal, handbal of voetbal. Deze spelen vertonen een aantal gemeenschappelijke kenmerken die deze spelen onderscheiden van andere types van spelen zoals bijvoorbeeld volleybal of tennis:

  • Penetreren in het gebied van de tegenstander om te kunnen scoren.
  • Het scoren gebeurt in een doel.
  • Het spel bestaat uit aanvallen en verdedigen
  • Het spel wordt in een team gespeeld.  

Als trainer in een sportclub of sportleraar op school hebt u vast en zeker al ondervonden dat het niet evident is om beginnende spelers op een zinvolle manier instructie te geven.

Traditionele aanpak

In de traditionele aanpak wordt bij de instructie vaak gefocust op individuele technieken, om dan het spel in zijn volledigheid aan te vatten. Daarbij wordt men echter geconfronteerd met een aantal typische problemen:

  • De sporters vinden het spel complex en het spel verloopt chaotisch.
  • Enkele vaardige individuen monopoliseren het spel, waardoor andere spelers uit de boot vallen en weinig leerkansen krijgen.

Doelspelcompetentiemodel

Het doelspelcompetentiemodel tracht aan deze problemen te verhelpen, door het aanbieden van leerlijnen voor elk niveau van spelers, van beginner tot ervaren.

  • Vaardigheden worden aangebracht binnen de context van een realistische spelsituatie.
  • De spelvormen zijn aangepast aan het niveau van de spelers, zodat deze maximaal worden betrokken in het spel.
  • In functie van de spelproblemen die spelers ervaren, wordt oefenstof aangereikt die de spelers stimuleert om geschikte oplossingen te vinden.

Drie spelcompetentieniveaus, 10 grondvormen

Voor basketbal worden in het doelspelcompetentiemodel drie beheersingsniveaus onderscheiden. Deze leiden naar een eerste ruwvorm.

 

Spelcompetentieniveau 0: spelsituaties zijn gericht naar balbeheersing en lichaamsbeheersing om onder allerlei vormen 1 tegen 1 te kunnen spelen en door te groeien tot 3 tegen 2 spelsituaties. 

Spelcompetentieniveau 1:   spelsituaties zijn er op gericht de sporters tijd en ruimte te geven om de basisvaardigheden van het teamspel onder de knie te krijgen en de sporters voor te bereiden op de spelvorm 3 tegen 3. 

Spelcompetentieniveau 2: spelsituaties die er op gericht zijn wat gezien werd in Grondvormen 1 tot en met 4 te verdiepen en de sporters voor te bereiden op de spelvorm 5 tegen 5 

Spelcompetentieniveau 3: spelsituaties die erop gericht zijn wat gezien werd in Grondvorm 1 tot en met 7 uit te breiden en te verdiepen  en de sporters voor te bereiden op een spelvorm 5 tegen 5.

Binnen de eerste drie spelcompetentieniveaus  worden een aantal grondvormen aangeboden met per spelniveau een aangepaste leerlijn.